24 september 2021: De Inspectie SZW blijft zeer kritisch ten aanzien van gebruik mobiele apparatuur in ATEX gevarenzones.
De branches gaan op 1 oktober opnieuw in overleg met Inspectie SZW.
Uitgangspunt ISZW bij gebruik mobiele apparaten in gevarenzones
Mobiele apparatuur moet behoren tot de groep explosieveilige apparatuur en voldoen aan de juiste apparatencategorie.
Als voor het uitvoeren van werkzaamheden in een gevarenzone geen explosieveilig apparaat met de juiste apparatencategorie beschikbaar is moet beoordeeld worden of:
- de werkzaamheden buiten de gevarenzone kunnen plaatsvinden;
- alternatieve wel geschikte explosieveilige mobiele apparatuur kan worden toegepast;
- een andere explosieveilige werkwijze mogelijk is.
Als dat niet mogelijk is en in de markt geen geschikt explosieveilig apparaat verkrijgbaar is, moet de werkgever ervoor zorgen dat die apparatuur beschikbaar komt door aan de fabrikanten te vragen deze explosieveilige apparatuur te ontwikkelen.
In afwachting van de te ontwikkelen apparatuur mag onder voorwaarden worden afgeweken van de principes bedoeld in het Arbobesluit (artikel 3.5e onderdeel e). Er moeten aanvullende maatregelen getroffen worden die de zone tijdelijk en voor de duur van de werkzaamheden verlagen naar bij voorkeur niet gevaarlijk gebied of gevarenzone 2 of 22.
Bij uitzondering en alleen in gevarenzone 2 of 22 kan onder voorwaarden worden overwogen te werken met normale apparatuur waarvan de ontstekingsbronnen volledig zijn beoordeeld door een deskundige.
Apparaten waarvan het voorzien gebruik open vuur, vonken etc. veroorzaakt, zoals las- en slijpapparatuur zijn altijd actieve ontstekingsbronnen. Werkzaamheden met deze niet-explosieveilige apparatuur zijn in geen enkele gevarenzone toegestaan. De gevarenzone dient tijdelijk en voor de duur van de werkzaamheden met waarborgen te worden verlaagd naar niet gevaarlijk gebied.
De wijze waarop mobiele apparatuur vóór het gebruik in een gevarenzone wordt beoordeeld en de maatregelen die nodig zijn om te borgen dat aan het gebruik van dat apparaat geen explosiegevaar verbonden is moet schriftelijk zijn vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument.